3. Sierkunst

Definiërend:

  • Sierkunst is artistiek gesproken kopieerwerk, maar kan niettemin mooi zijn en door ambachtsmensen uit de betreffende cultuur met zorg (extra) zijn gemaakt. (Waarbij aangetekend dat het volgen van een artistieke canon ook bij objecten als bedoeld onder status 1 en 2 hierboven natuurlijk ook een sterk element van kopieerwerk schuilt)
  • Sierkunst is enkel gemaakt met de intentie om verkocht te worden ter illustratie van tribale cultuur in westerse of Aziatische  huiskamers.
  • Sierkunst is nooit gebruikt in rituelen of als gebruiksvoorwerp.

Sierkunst slaat op een hele brede categorie van objecten. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is het in aantallen objecten in absolute termen verreweg het grootste aantal. En dan denken we gerust aan honderden malen meer dan de tribale topkunst of echt gebruikte artefacten.

Continuüm

Vooral binnen deze categorie is het goed in het continuüm “hoog – midden – laag” te denken. Dus van hele mooie objecten die niet voor eigen gebruik werden gemaakt, maar waarvoor de term “Fake!” een wat al te ééndimensionale uitdrukking is, naar middelmatige (soms opgeleukte) objecten, die soms heel moeilijk van de authentieke objecten in de tweede trede van deze statusladder te onderscheiden zijn. Onderaan de clichématige of onachtzaam gemaakte objecten voor de vluchtige toeristenmarkt, nog wel net met de elementen van de oorspronkelijk stijl.

Mooi of namaak?

Dit is een Vogel Aklama. Het zijn hulpgeesten in Ewe huishoudens. Ieder huishouden heeft er drie of vier. Er zijn vele liefhebbers van Aklama’s. Over de authenticiteit wordt weinig gesproken. De houding lijkt te zijn: “Als het mooi is dan is het mooi”.

Al voor de eerste wereldoorlog begrepen houtsnijders dat er ook vraag was bij witte mensen uit Europa en de Amerika’s. Het “extra” snijden van tribale objecten in de eigen traditie, maar bedoeld voor de westerse markt leverde kopieën op die min of meer gelijk waren aan de oorspronkelijke objecten. Min de gebruikssporen of met “nagemaakte” gebruikssporen. In een aantal gevallen kunnen alleen gespecialiseerde deskundigen dit nog beoordelen. En zelfs die zijn het lang niet altijd met elkaar eens. In het boek  over Akua’ba van Ron van Doorn dat onlangs uitkwam staat een prachtig verhaal over deskundigen die zijn verzameling beoordeelden en het over tientallen objecten oneens waren.

Begin 20ste eeuw ontstond er ook een stroming in het westen die de zuiverheid wilden benadrukken en authentieke beelden (die dus wel gebruikt waren) ging schoonmaken. De residuen van kleurstoffen en olie werden er af gepoetst, de  kleding en sieraden werden er af gehaald en pas kon het kunstobject in al zijn zuivere schoonheid gezien worden. De grens met authenticiteit werd daardoor steeds minder goed te beoordelen.

Filosofisch wordt soms gesteld dat “opleuken” een object nog geen vervalsing maakt. Strikt genomen kun je spreken van een “aangekleed” sierobject. Praktisch gesproken kun je er eigenlijk altijd vanuit gaan dat een “opgeleukt” object gemaakt is om de boel te beduvelen. Als iemand zich bewust is van deze status en het koopt als illustratie bij een cultuur of als een herinnering aan een reis is er niets mis mee. Een paar tientjes of hooguit een paar honderd euro mag het dan kosten, maar niet duizenden euro’s of zelfs tienduizenden euro’s. Dat is bedrog en dat komt helaas veel voor.

Status incongruentie: de paradox van de tribale sierkunst.

De status incongruentie waarover ik hierboven sprak doet zich vooral in deze derde categorie voor: we verwijzen we naar het merkwaardige fenomeen dat een redelijke hoeveelheid objecten die in musea en bij rijke verzamelaars terecht komt feitelijk aan de zelfde definitie voldoet als hier beschreven voor de categorie Sierkunst. De mooiste zijn soms rechtstreeks voor westerlingen gemaakt. [Voor koloniale ambtenaren, antropologen, reizigers, priesters, evangelisten, koningshuizen, adel …], soms zelfs enigszins voor hen aangepast, maar het is nooit gebruikt en soms ook niet met die intentie gemaakt. Het gevolg is dat behoorlijk wat objecten uit deze top in artisticiteit in kringen van kunstkenners niet tot deze derde categorie gerekend. Ze zijn rechtstreeks naar de musea en rijke verzamelaars verhuisd. Men rekent men ze tot categorie 1: Topkunst. Dat effect wordt nog versterkt als ze een aantal keren zijn doorverkocht waardoor er provenance ontstaat.

Legitimering

Dit is een Aklama. Het zijn hulpgeesten in Ewe huishoudens. Ieder huishouden heeft er drie of vier. Ooit echt gebruikt? Geen idee.

De redenering uit de alinea hierboven doorzettend, zijn er dus objecten uit de bovenkant van deze statuscategorie “Tribale Sierkunst” die toch het verkrijgen waard zouden moeten zijn. Dit is ook precies wat ik in sommige gesprekken met verzamelaars hoor: “Als het mooi is, is het mooi!” Als men zich bewust is van de status van zo’n object zouden er voor betaalbare prijzen nog steeds mooie objecten te koop moeten zijn, als illustraties en ambachtelijk handwerk verbonden aan het culturele verhaal van een volk. Natuurlijk heeft boven alle verdenking staande authenticiteit de voorkeur bij de meeste verzamelaars, maar met de gigantische prijzen wijken veel in tribale cultuur geïnteresseerden uit naar deze objecten. Waarvan de status overigens vaak in nevelen is gehuld. Dusdanig in nevelen gehuld dat er logischerwijs wel eens objecten bij kunnen zitten die wel authentiek zijn, maar door bijvoorbeeld een net even andere aanpak van de ambachtsman of een net even andere gebruiksgeschiedenis niet als zodanig herkent en erkent worden.

In de wereld van de “high culture”, dus van de conservatoren, van de grote veilinghuizen en vooraanstaande galerieën, zal men een strikte scheiding voorstaan tussen decoratieve of onduidelijke voorwerpen enerzijds en boven alle verdenking erkende etnografische/tribale kunst anderzijds. Die wereld kan zich zonder grote blamage geen fouten veroorloven. Eer en afgang spelen daar een – economische – rol. De “struggle for highlife” speelt er een hoofdrol, blamage moet ten alle tijden vermeden worden. De paradox ontstaat echter met het feit dat de grote veilinghuizen, conservatoren en vooraanstaande galerieën ambachtelijk (na)gemaakte objecten altijd besmuikt en met een zekere nuffigheid afwijzen als “fakes” of een “forgery”, of als “niet authentiek”, maar ook de eersten zijn die bij objecten van bijvoorbeeld de Mangbetu uit de Democratische Republiek Congo, de schoonheid en de voortreffelijkheid roemen.

Uiteindelijk gaat het om de intentie waarmee u iets koopt: Uw interesse staat centraal. Bent u geïnteresseerd in de cultuur van dat specifieke volk of ritueel?  Is het een herinnering aan een bijzondere reis of vindt u het gewoon mooi? Of wilt u een oriëntaals sfeerelement in uw huiskamer? Sommige verzamelaars zetten beelden van statuscategorie 3 of 4 in hun tuin als een alternatief voor de vloedgolf van Boeddha en Hindoebeelden. Er is voor niet al te veel geld heel veel moois te koop in deze prijs- en statusklasse 3, mits u oplet dat u niet de hoofdprijs betaald voor iets dat bij lange na niet aan de criteria van de bovenste twee treden van deze statusladder voldoet. Meer dan een paar honderd euro moet u voor tribale sierkunst sowieso nooit voor betalen. Bedenk vooral: Niet alles wat blinkt is goud, niet alles wat niet blinkt is stout.

Klik op een foto voor meer informatie!!